Uitslaapdag

Door Charlotte

Vanaf het moment dat onze dochter ging doorslapen (dat was met 7 weken, ja, wij zijn lucky bastards) en Pieter en ik het allebei aandurfden om ‘helemaal alleen’ eventjes voor een baby te zorgen (ongeveer rond dezelfde tijd) hebben we de ‘uitslaapdag’ ingesteld. Op zaterdag mocht Pieter, en op zondag mocht ik.

 

Ik kon niet wachten. Ik ben namelijk gek op slapen. Als het op slapen aankomt, ben ik net een papegaai. Gooi een theedoek over mijn hoofd en ik denk dat het nacht is. Uitslapen? Heerlijk. Mensen die rare dingen zeiden als: “Ik hou van vroeg opstaan, want dan heb je zo lekker veel aan je dag!” die heb ik nooit vertrouwd.
Ik realiseerde me toen nog niet dat uitslapen een kunstvorm op zich zou blijken te zijn. Een kunstvorm die helaas allang niet meer terug te vinden was aan de muren van mijn bestaan.
Hoe naïef.

Mijn uitslaapdagen verliepen zo.
Ook al slaapt onze vrucht in haar eigen kamertje, bij het eerste gepruttel vliegen mijn ogen open. Naast mij ligt vriendlief nog vredig te tukken, waarop ik demonstratief aan het draaien en bewegen sla om hem wakker te maken zonder hem daadwerkelijk wakker te maken.
Dat lukt nooit.

Ik ga dus over op stap 2; porren. En stap 3; schudden. Uiteindelijk moet het komen tot stap 4; ‘Schat, de baby is wakker’ en heel soms (gelukkig maar zelden) zelfs tot stap 5; een natte vinger in zijn oor.

Met een licht tot middelzwaar gekreun en gesteun staat hij op, waarbij hij in zijn pogingen om zachtjes te doen tegen een kastje aan stoot, een boek op de grond laat vallen en de deur per ongeluk iets te hard dichtslaat. Dan volgt nog een vloek omdat de kat zich tussen zijn enkels door origamiet en dan weet ik; hij is bij de babykamer.

Ik probeer me ontspannen en verder te slapen, wat uiteraard niet lukt omdat ik een half oog op de wekker gericht houd en me vervolgens begin op te vreten over het feit dat de fles zeker tien minuten te laat aan de baby wordt gepresenteerd, waardoor mijn zorgvuldig uitgedachte planning op dat moment al in de war loopt.

‘Zou ze de fles wel leeg hebben gedronken?’ vraagt een stemmetje in mijn hoofd. ‘Want soms lijkt het alsof ze niet meer wil, en dan laat ze een randje staan, maar dan wil ze heus de rest ook nog wel.’
Ik breng op dat moment vijf dagen per week alleen met haar door terwijl Pieter op kantoor moet zijn, en dus weet ik alles per definitie het beste.
Hij mag het op zijn eigen manier doen. Heus wel.  Als zijn eigen manier maar exact hetzelfde is als de mijne.

Ik hoor een huiltje. Heeft hij haar nou dat laatste beetje melk nog gegeven? Heeft ze gespuugd? Moet ze een schoon pakje aan en liggen er nog wel gestreken rompers in de kast?
Ssst, zeg ik tegen het stemmetje. Hou je kop. Ik mag uitslapen.

De kat begint aan de slaapkamerdeur te harken. In een tergend gemiauw sommeert hij me om hem binnen te laten. Een ader klopt op mijn voorhoofd.
Pieter, denk ik, godsamme, flikker die kat dan toch naar buiten!

Ik hoor weer gehuil. Zou ze wel voldoende geboerd hebben? Na die ene grote bouwvakkersboer volgt meestal nog een kleintje. Zou Pieter dat wel weten? Houdt hij haar voldoende lang rechtop?
Ik draai me woest om, trek het dekbed over mijn hoofd en broed op plannen om ons hele huis te voorzien van camera’s voor als ik een uitslaapdag heb.

Nu is het ineens verdacht stil. Dat vind ik zo mogelijk nog vervelender dan het gehuil van zojuist, want nu kan ik namelijk niet inschatten welk cijfer op de schaal van Vlekkeloos deze ochtend krijgt. Gaat het wel goed? Is ze wel blij? Mist ze mij niet? Ik haal haar tenslotte vrijwel elke dag uit bed. Mijn hartslag stijgt.
Ik draai me om, en nog eens. Het is pas kwart over zeven. En ik mag uitslapen, verdomme, ik mag uitslapen!

Nu moet ik plassen. Ik negeer het. Denk alleen maar droge gedachten. Woestijnen. Zand. Blakende zon.
Het mag allemaal niet baten. Ik verlaat mijn warme bed en nu ik toch op ben kan ik net zo goed even naar beneden lopen. Niet om te controleren. Natuurlijk niet. Gewoon, om even te kijken.

In onze woonkeuken tref ik Pieter aan, zittend, met Teddy op zijn borst. Vrolijk kraaiend kwijlt ze zijn shirt vol terwijl ze vol adoratie naar hem opkijkt. Voor hen op tafel staat haar lege fles. Het is een ontspannen tafereeltje.

“Hey,” zegt Pieter, verbaasd op de klok kijkend. “Nu al wakker? Jij mocht uitslapen toch?”
“Hm hm.”
“Ga je nog even terug naar bed?”
“Neuh.”
“Koffie dan maar?”
“’ké.”

Nu, bijna 4 jaar en een baby verder, doe ik zo nu en dan opnieuw een uitslaap-poging. Soms lukt het, maar meestal gaat-ie zo:
James begint te pruttelen, Pieter tukt door, ik begin bij stap 4. Hij verlaat het bed, stoot tegen een kastje, is al voorbereid op kater Titus. Het gaat vrij soepel.  Ik sluimer weer in.
Hij roffelt de trap af op weg naar koffie, vult en passant een fles, de magnetron piept, verder heerst er een serene rust.

En dan wordt Teddy wakker. Ik hoor hoe haar blote platvoetjes kletsen op het laminaat, op weg naar het traphekje. Ik weet wat er volgt. Ik weet ook dat het nog slechts enkele seconden zal duren voordat de zoete stilte wreed doorklieft zal worden door een harde peuterstem.
En ja hoor.

“PAPAAAAAAA!” toetert ze,  “MAG IK EEN BROODJE HAGELSLAAAAAAAAAG!”
“Sssst!” klinkt het gedempt van beneden. “Mama slaapt nog.”
“WAT ZEG JE PAPAAAA? PAPAAAAA! MAG IK HAGELSLAAAAAAAG? JA? JA? JA?”

Ik zucht. Ik sla het dekbed terug. Ik sta op.
Wanneer Pieter weer naar boven komt, staat er al een kop koffie voor me te dampen op het dienblad. Ik berust erin.

Wat hebben we zo toch lekker veel aan onze dag.

 

 

 

 

Charlotte
Laatste berichten van Charlotte (alles zien)

You may also like

Door de site te te blijven gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.

Sluiten