Het is dinsdagmiddag en ik laat me meevoeren met de stroom van andere ouders, de school in, de gang door, naar de lokalen waar de kleuters worden gehuisvest en klaargestoomd voor jaren van educatie en ontwikkeling en, uiteindelijk, De Maatschappij.
Hoewel het besef me de week ervoor keihard in mijn gezicht had geslagen (sjezus hee, kijk mij nou, sta ik dan, bij school, ’t is nét echt) begin ik me al steeds meer moeder onder de moeders te voelen en bespreek ik dingen die ik tien jaar geleden van een tergende truttigheid zou hebben gevonden.
“Hoe doet jouwe het?”
“Ja goed hoor, maar dat eten hè, dat schiet gewoon niet op ’s morgens.”
“Oh! Bij jou ook al? Bij ons ook hoor, elke ochtend weer hetzelfde gedoe. Schiet nou eens op! Ik kan wel een bandje opnemen met die tekst.”
“Ja, hahaha.”
“Hahaha.”
Gottegot.
Mijn kersverse kleuter geeft netjes de juf een hand, hijst haar tasje op haar rug en loopt op me af. Vlak achter haar loopt de zoon van een van de moeders met wie ik even daarvoor had staan kletsen. Terwijl wij nog even wat woorden wisselen, zie ik vanuit mijn ooghoek hoe mijn dochter het kind in een affectieve houdgreep neemt en hem een klinkende zoen op zijn wang geeft.
“Hij is mijn vriendje,” verklaart ze plechtig.
Het jongetje kleurt dieprood en grijnst breed. “Zij is lief.” Teddy kijkt hem aan met een blik die zegt; durf eens wat anders te zeggen.
Wij moeders lachen naar elkaar. Dat grut toch.
“Nou,” zegt ze dan. “Tot vanavond dan maar, hè?”
Ik kijk haar bevreemd aan. Vanavond? Is dit soms een grap van het grensoverschrijdende type, waar ik zelf zo gek op ben? Heb ik mijn evenknie gevonden? Nu al?
Maar nee.
“Ja, informatieavond,” zegt ze. “Om zeven uur, hier in de gymzaal.”
“Ehhh…?” stamel ik.
“Stond in de nieuwsbrief.”
Ah. Misschien had ik toch eens in moeten loggen in het digitale schoolsysteem. Dat stond nog op mijn to-do-list, net zoals best veel andere dingen.
“Ach eh, ja!” zeg ik dan maar. “Tot vanavond!”
Ik denk aan mijn allereerste college op de universiteit, ooit. Dat ik miste, omdat ik niet in de map had gekeken. Gek is dat. Zo overgestructureerd als ik normaal ben, zo gatenkaas ben ik kennelijk aan de start van dingen.
Die avond meld ik me om kwart voor zeven opnieuw. Ik ben de aller-aller-allereerste, en zo heb ik voor mezelf dat kleine smetje weer goedgemaakt. Ik neem plaats in de gymzaal en wacht op wat komen gaat.
Een voor een druppelen de ouders van de nieuwbakken kleuters binnen. Sommigen zijn zichtbaar doorgewinterd, die hebben al een ouder kind, die hebben dat je-ne-sais-quoi van iemand precies weet wat ‘ie doet. De meesten dwalen echter een beetje rond, bleu, schuchter, duiken op een stoel af en geven zichzelf een houding met behulp van hun telefoon. O god, stralen ze uit, als er maar niemand naar me kijkt.
Mijn innerlijke socioloog maakt aantekeningen dat het een aard heeft. Smullen hoor, dit. Neem dat stel, dat samen binnenkomt. De vrouw neemt plaats, pal voor mij. Tot mijn verbazing gaat de man niet naast haar zitten, maar twee stoelen verderop. Uitdagend blikt hij in haar richting.
“Kom nou gewoon naast me zitten, waarom kom je niet gewoon naast me zitten,” sist ze, met een bevroren glimlach op haar gezicht.
“Kom jij maar hier,” bast hij terug, zijn kin geheven.
“Ghehehe,” lacht ze ongemakkelijk.
Ik geef haar vijf tellen. Die redt ze niet. Bij tel drie zit ze al naast hem.
Naast alle informatie van de directrice, de IB-ers, de leerkrachten en de overblijf-gym-sport-meneer heb ik al snel in de gaten dat een plek als school nóg een onuitputtelijke bron van geheime kennis herbergt. Mijn dochter gaat leren lezen, rekenen, en zich vaardigheden eigen maken waar ze later veel plezier van zal hebben en ik, ik zie in dat dit meer, veel meer is dan alleen de plek waar ik dagelijks mijn kind parkeer. Ik wrijf verheugd in mijn handen over de observaties die ik tot nu toe heb gedaan en die ongetwijfeld nog gaan komen.
Mensen, och, ik hou er zo van.
Na vervolgens nog een uur lang op een kleuterstoeltje in het klaslokaal te hebben gezeten en van alle ouders te hebben gehoord, en meteen weer vergeten, hoe ze heten en wat ze doen, is mijn koek op. Ik wil naar huis. Ik heb classificaties gemaakt, mensen labels gegeven, ze in hokjes gezet.
Mijn type wél, mijn type niet, die wil ik slaan, die lijkt me leuk. Met die-en-die zou ik best samen de school willen versieren, als de Sint weer in aantocht is. Als ik met die-en-die samen moet werken, dan haalt een van ons (zij! zij!) de kerst niet.
Ook vermoeiend, hoor.
Bij het weggaan hoor ik een van de moeders nog op hysterisch zangerige toon roepen: “Tot morgen hoor, juf! Dan kom ik weer lekker helpen met luizen-pluizen!”
Luizen-pluizen. Hup, weer een mental note. Breed lachend loop ik de school uit.
Dit zou nog wel eens een heel leuke tijd kunnen gaan worden.
- Shit! - 8 augustus 2021
- Gele Kwakkie, oftewel; een lofzang op de slaap - 1 augustus 2021
- Gesprek met James; nachtelijke mama-monoloog - 11 juli 2021
1 Reactie
Wat een heerlijk stuk weer! Genoten!
Comments are closed.