Ik was begin twintig en mijn ‘kleine’ broertje werd vader.
Een flinke schok, aangezien ikzelf toen nog midden in de levensfase zat van studeren, feestjes, uitgaan, drankjes & dansjes en zo nu en dan eens een verdwaald tentamen. De fase waarin wonen in een kinderrijke buurt, omringd door jonge gezinnen, parken, speeltuinen, driewielers en eendjes voeren niet alleen een enorme ver-van-mijn-bed-show was, maar mij ook voorkwam als mijn ergste nachtmerrie. Ik weet nog goed dat ik ooit tegen mijn moeder zei: “Mam, als ik ooit geen zin meer heb om vier keer in de week uit te gaan he, schiet me dan maar af.”
Maar goed, mijn kleine broertje werd dus vader. Van een baby. Ze was de mooiste meisjesbaby die ik ooit had gezien en lief en grappig was ze ook. Nu, bijna 9 jaar later, is ze dat nog steeds.
Ik herinner me levendig dat ik haar voor haar tweede verjaardag een cadeau gaf in de vorm van een Ernie-pop. Het was niet zomaar een Ernie-pop, het was Ernie-bij-de-dokter. Ernie had, naast wonden met pleisters, keelpijn en algehele malaise, waarschijnlijk ook last van een repetitieve stoornis; hij zong namelijk de hele tijd hetzelfde liedje. Hoe het ging weet ik niet meer, maar het eindigde met zijn karakteristieke ‘Hoeiii!’
Ondanks zijn talloze ziektebeelden was hij blij. Want zo is Ernie.
Minder blij was mijn broertje. De constante herhaling van het deuntje werkte hem danig op zijn zenuwen, en niet zo’n beetje ook. Langzaam drong dat positieve neveneffect tot me door. Waar hij me vroeger regelmatig het leven zuur had gemaakt zoals kleine broertjes dat plegen te doen, had ik nu een zoete wraak in de vorm van een hysterisch blij zingende Sesamstraat-pop op repeat.
Serieus. Na drie keer had ik Ernie er qua geld al uit. En nog pedagogisch verantwoord ook.
Zoals dat met kleine kinderen nu eenmaal gaat, raakt speelgoed na een tijdje in de vergetelheid. Niets verheugde me dan meer dan om die kleine meid subtiel te helpen herinneren aan het bestaan van Ernie.
“Hey Robin,” zei ik dan op samenzweerderige toon, “waar is Ernie?”
“Oh!” riep ze dan uit met opgestoken wijsvingertje, om zich vervolgens naar de speelgoedkist te spoeden, Ernie op te graven en er weer een weekje of wat zoet mee te zijn.
Het gefrustreerd gezuchte “ah nee he… dat meen je niet…” en de getergde blik van mijn broertje zal ik nooit vergeten. Hoe zijn schouders naar zijn oren kropen bij elke ‘Hoeiii!’
Oh, sweet memories.
Acht jaar later, midden augustus. Over een week is Teddy jarig.
Het is een zonnige zaterdagochtend en mijn telefoon gaat. Ik neem op en hoor alleen een luid, schel, mechanisch gekef. Het gaat door merg en been. Ik herken het als zo’n hondje aan een lijntje, dat op een dieet van tig batterijen blaft en wandelt. De hele dag.
Ademloos zeg ik; “nee…”
En dan een zware grinnik. Mijn broertje.
“Pak maar in!” roept ‘ie naar iemand op de achtergrond.
En tegen mij, gnuivend,: “Tot volgende week!”
- Shit! - 8 augustus 2021
- Gele Kwakkie, oftewel; een lofzang op de slaap - 1 augustus 2021
- Gesprek met James; nachtelijke mama-monoloog - 11 juli 2021
1 Reactie
Hahahaha! Om te gillen!
Comments are closed.