Een ochtend in de herfstvakantie.
Het is even voor achten en ik lig nog in bed, compact opgerold als een beer in winterslaap. Naast me ligt mijn kleuterdochter, die het opnieuw voor elkaar heeft gekregen om in het holst van de nacht en in het aardedonker totaal onopgemerkt naast me in bed te kruipen en die ik dus ga aandragen als geheim wapen voor het leger.
Uit bewondering voor dat staaltje gratie laat ik dat maar even voor wat het is.
De kleine piraat slaapt nog. De kat sluimert. Het huis verkeert in diepe rust. Buiten regent het en giert de herfstige oktoberwind, ik word daar dus echt totaal knus van. Met hoofdletters.
“Mamaaaah?” klinkt het dan op fluistertoon naast me.
-“Hmmmm?” doe ik.
“Weet je? Ik ben bang als mensen me aan het schrikken maken en ik ben bang voor het donker en ik ben bang voor monsters.” En dan: “Bestaan monsters eigenlijk?”
Ik besluit te zwijgen over dictators en mensenhandelaren en dat er mensen bestaan die, bij wijze van zieke grap, skittles tussen je M&M’s gooien en antwoord: “Niet in het echt lief. Alleen in verhaaltjes.”
De regen neemt in hevigheid toe. Zuchtend van welbehagen nestel ik me nog wat dieper in mijn winterdekbed. Langzaam vallen mijn ogen weer een beetje toe en dan:
“Mamaaaah?”
-“Hmmmmm?”
“Ben jij bang voor spinnen?”
-“Nee hoor, spinnen zijn heel nuttige dieren en ze doen je niets. En ze maken heel mooie we…”
“Ben je dan bang voor spoken?”
-“Nee hoor liefje, spoken bestaan niet.”
“Voor prikjes van de dokter dan?”
Ik denk aan mijn vol-getatoeëerde vel en grinnik.
-“Nee, ook niet.”
“Waar ben jij dan eigenlijk wél bang voor?”
“Nergens voor, want ik ben toch…” Met een stem vol bravoure wil ik mijn standaard supermama grap maken. Maar dan zwijg ik. Ik wil niet liegen. Een eerlijke vraag verdient immers een eerlijk antwoord.
Als ik heel héél eerlijk ben, dan zou ik kunnen zeggen dat ik inderdaad soms bang ben. Of eigenlijk best wel vaak.
Bang om te falen, bang om niet leuk of aardig gevonden te worden. Bang om jullie niet te kunnen geven wat jullie verdienen, omdat ik heb besloten mijn hart te volgen en daarmee te kiezen voor een onregelmatig inkomen. Dat ik soms bang ben om de mensen van wie ik het allermeeste hou te verliezen.
En dat ik soms nog steeds best wel eens bang ben voor ziek, want dat wat er met jullie papa is gebeurd toen, dat dingetje met die hersenvliesontsteking, is me niet in mijn koude kleren gaan zitten. Ook al is ‘ie helemaal beter.
Bang om opnieuw mijn hart te verliezen aan een man die het vervolgens op de grond zal gooien, erop zal trappen en dan nog eens en het daarna in de fik zal steken, zoals na jullie papa is gebeurd. Dat ik soms bang ben om weer iemand toe te laten in ons leven, dat net zo lekker gaat, terwijl ik tegelijkertijd ook wel eens bang ben dat er nooit meer iemand zal komen die kopjes thee voor me maakt of avond-tosti’s.
Dat ik weleens bang ben voor de toekomst, omdat de wereld waarin jullie op moeten groeien steeds gekker lijkt te worden.
Of dat ik niet voldoende geniet van het leven, van óns leven, van jullie, omdat ik teveel bezig ben met opruimen en schoonmaken en dingen regelen en scenario’s uitdenken en omdat de tijd zo verdomde snel gaat en ik jullie schoolfoto’s zie en me dan afvraag waar mijn baby’s zijn gebleven.
Dat ik jullie soms weleens groot kan kijken omdat dat de dingen dan even zoveel makkelijker zou maken; geen gesjouw meer met fluks in de steek gelaten loopfietsjes die van beton lijken te zijn vervaardigd, of met buggy’s, of met onwillige peuters die zich alleen onder een bruut krachtige moeder-arm uit het park laten verwijderen terwijl ze het begrip ‘hevig protesteren’ naar het allerhoogste niveau tillen.
En dan weer ben ik bang omdat jullie zo snel groot worden. Dat mijn peutertje zijn ongecontroleerde dansmoves zal verliezen (hoewel… schrap die maar, want die heb ik zelf ook nog steeds) en dat de brabbeltaal overgaat in coherente zinnen en dat jullie straks niet meer met mij willen duplo’en maar alleen op jullie kamer willen spelen en jullie eigen gang willen gaan. Dat ik jullie moet gaan loslaten.
Angst heeft me te lang parten gespeeld. Angst heeft te lang de regie gehad. Die kans krijgt ‘ie niet meer, ik sta het niet meer toe. Maar ja, dat neemt niet weg dat ook jullie mama haar zwakke momenten heeft.
Eerlijkheid is een groot goed. Maar goed, soms kan je ook té eerlijk zijn. Dit zeg ik dus allemaal niet.
Ik denk dat ik te lang stil blijf naar haar zin.
“En enge schaduwen dan?” oppert ze hulpvaardig, hoopvol bijna. “Ben je dáár dan bang voor?”
Ik glimlach onder mijn deken zachtjes voor me uit.
“Nou…” antwoord ik dan peinzend. “Ik weet dat het maar schaduwen zijn, en dat schaduwen je niets kunnen doen. En weet je? Ze verdwijnen zodra je het licht aandoet. Je hoeft alleen het knopje maar om te halen.” Ik laat even een stilte vallen. Dan zeg ik: “Maar schaduwen kunnen er wel verdraaid eng uitzien ja!”
Bij mijn laatste paar woorden draai ik me plotseling naar haar om, grijp haar vast en kietel haar buikje.
Semi-geagiteerd zegt ze: “Nouhou mama! Niet doen!” en schatert dan tegen wil en dank.
Ah, de kleine piraat roept. Het is dan ook al kwart over acht. In gedachten geef ik ‘m een high five voor deze derde ochtend uitslapen op rij.
Grote zus laat zich uit bed glijden en ik blijf nog eventjes liggen, nadenkend over mijn eigen woorden.
Want is dat niet gewoon wat het is? Angst voor dingen die er niet zijn en die misschien ook niet gaan gebeuren, zijn dat niet gewoon schaduwen op de muur, die verdwijnen zodra je het licht aandoet?
Uit de kamer van de kleine piraat klinkt gegiechel, blote voetjes kletsen op de vloer. Rennen heen en weer van de ene kamer naar de andere om die ene speciale knuffel te halen.
Dan kom ook ik uit bed. Kijk even naar ze. Ik kijk ze niet groter, ik kijk ze niet kleiner. Ik kijk naar ze, nu.
Mijn licht is aan, de enge schaduwen zijn weg. Ik hoefde alleen dat ene knopje maar om te halen. En hoe simpel dat ook klinkt, soms is dat verdraaid lastig.
- Shit! - 8 augustus 2021
- Gele Kwakkie, oftewel; een lofzang op de slaap - 1 augustus 2021
- Gesprek met James; nachtelijke mama-monoloog - 11 juli 2021